Vanmorgen opnieuw genoten van de pracht van de tuinen en bossen rondom onze woning. Ik voel me zeer bevoorrecht. Al wandelend bedacht ik me dat de genade van God al bij de schepping aanwezig was. Ga maar na: God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed, lezen we aan het eind van Genesis 1. De mens werd al gelijk in Gods eigen tuin geplaatst, de Hof van Eden, met tal van vruchtbomen. Die bloeien natuurlijk eerst en dan groeien er vruchten aan, maar ongetwijfeld waren er hier gelijk ook al vruchten te zien om van te eten. En dan al die tjilpende vogels! Adam en Eva hadden er niets voor hoeven doen, hadden er niet voor hoeven sparen om een huis met prachtige tuin te kopen. Het was allemaal een groot geschenk. Dat is toch wat genade betekent?
Maar, wacht eens even, zeg je misschien: Adam kreeg toch de opdracht om de Hof te bewerken ? Hij moest er toch mee aan de gang? Inderdaad: bewerken - en ook bewaren. Hij mocht aan dat geschenk niet iets wezenlijks veranderen, hij mocht het wel als het ware tot ontplooiing brengen. Daar wil ik een andere keer meer over schrijven.
Laten we eerst eens kijken naar dat andere manier dat God kon rusten. Dat was op Golgotha. Jezus riep met kracht: Het is volbracht. Een compleet werk van verzoening! Daarop is Gods genade voor zondaren gebaseerd. Dat is eveneens een prachtig werk, waar we van mogen genieten. Wij gaan in tot de rust van dat volbrachte werk - en daarna gaan we ermee aan het werk. God heeft de dingen alvast voor ons klaargezet en wil elke dag genade schenken om vanuit zijn genade te leven en te doen wat Hij ons te doen geeft, te wandelen in de goede werken die Hij voor ons heeft klaargezet. Lees Efeze 2:8-10.